Op de zesde dag sprak God tot de aartsengel Gabriel: “Vandaag ga ik een prachtig land creëren en ik noem het Nederland. Het zal een land zijn van buitengewone natuurlijke schoonheid, met grote bossen, vol met herten, zwijnen en eekhoorns. Grote rivieren, gevuld met alle mogelijke soorten levende wezens. Het zal een binnenzee krijgen met enorme hoeveelheden vis en ook aan een buitenzee komen te liggen, die men van prachtige goudgele stranden kan overzien.”
God dacht even na en ging toen verder: “Ik zal het land rijk maken door de landbouw en de inwoners zullen grote welvaart kennen. Sommige van hun vrouwen zullen van verblindende schoonheid zijn. Ze zullen bekend worden als Hollanders. En ze zullen het vriendelijkste volk op aarde zijn.”
“Maar Heer,” zei Gabriel, “denkt U niet dat u een beetje te genereus bent voor deze eh... Hollanders?”
God grijnsde duivels en antwoordde: “Wees maar niet bang,” zei hij. "Moet jij eens opletten wie ik ze als oosterburen geef!”